|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
|
1) | Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon, |
2) | Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser. |
3) | De kinderen van Juda1) zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem. |
4) | Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf. |
5) | De kinderen van Perez waren Hezron en Hamul. |
6) | En de kinderen van Zerah waren Zimri,2) en Ethan, en Heman, en Chalcol, en Dara.3) Deze allen zijn vijf. |
7) | En de kinderen van Charmi waren Achan,4) de beroerder van Israel,5) die zich aan het verbannene vergreep. |
8) | De kinderen van Ethan6) nu waren Azaria. |
9) | En de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren Jerahmeel, en Ram,7) en Chelubai.8) |
10) | Ram nu gewon Amminadab, en Amminadab gewon Nahesson, den vorst der kinderen van Juda; |
11) | En Nahesson gewon Salma,9) en Salma gewon Boaz, |
12) | En Boaz gewon Obed, en Obed gewon Isai, |
13) | En Isai gewon Eliab,10) zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea,11) den derde, |
14) | Nethaneel, den vierde, Raddai, den vijfde, |
15) | Ozem, den zesde, David, den zevende.12) |
16) | En hun zusters waren Zeruja en Abigail.13) De kinderen nu van Zeruja waren Abisai,14) en Joab, en Asa-El; drie. |
17) | En Abigail baarde Amasa; en de vader van Amasa was Jether,15) een Ismaeliet. |
18) | Kaleb16) nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, zijn vrouw, en uit Jerioth. En de zonen van deze17) zijn: Jeser, en Sobab, en Ardon. |
19) | Als nu Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur. |
20) | En Hur gewon Uri, en Uri gewon Bezaleel. |
21) | Daarna ging Hezron in18) tot de dochter van Machir,19) den vader van Gilead,20) en hij nam ze, toen hij21) zestig jaren oud was; en zij baarde hem Segub. |
22) | Segub nu gewon Jair;22) en hij had drie en twintig steden in het land van Gilead. |
23) | En hij nam Gesur en Aram, met de vlekken van Jair, van dezelve, met Kenath23) en haar onderhorige24) plaatsen, zestig steden. Deze allen25) zijn zonen van Machir,26) den vader van Gilead. |
24) | En na den dood van Hezron, in27) Kaleb-Efratha,28) heeft Abia, Hezrons huisvrouw, hem ook gebaard Asschur, de vader van Thekoa.29) |
25) | De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene van Hezron, waren deze: de eerstgeborene was Ram, daartoe Buna, en Oren, en Ozem en Ahia.30) |
26) | Jerahmeel had nog een andere vrouw, welker naam was Atara; zij was de moeder van Onam. |
27) | En de kinderen van Ram, den eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en Jamin, en Eker. |
28) | En de kinderen van Onam waren Sammai en Jada. En de kinderen van Sammai: Nadab en Abisur. |
29) | De naam nu der huisvrouw van Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid. |
30) | En de kinderen van Nadab waren Seled en Appaim; en Seled stierf zonder kinderen. |
31) | En de kinderen31) van Appaim waren Jisei; en de kinderen van Jisei waren Sesan; en de kinderen van Sesan, Achlai.32) |
32) | En de kinderen van Jada, den broeder van Sammai, waren Jether en Jonathan; en Jether is gestorven zonder kinderen. |
33) | De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel. |
34) | En Sesan had geen zonen, maar dochteren.33) En Sesan had een Egyptischen knecht, wiens naam was Jarha. |
35) | Sesan nu gaf zijn dochter34) aan zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai. |
36) | Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad,35) |
37) | En Zabad gewon Eflal, en Eflal gewon Obed, |
38) | En Obed gewon Jehu, en Jehu gewon Azaria, |
39) | En Azaria gewon Helez, en Helez gewon Elasa, |
40) | En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum, |
41) | En Sallum gewon Jekamja, en Jekamja gewon Elisama. |
42) | De kinderen van Kaleb36) nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader37) van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron. |
43) | De kinderen van Hebron nu waren Korah, en Tappuah, en Rekem, en Sema. |
44) | Sema nu gewon Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem gewon Sammai. |
45) | De kinderen van Sammai nu waren Maon; en Maon was de vader van Beth-Zur.38) |
46) | En Efa, het bijwijf van Kaleb, baarde Haran, en Moza, en Gazez; en Haran gewon Gazez. |
47) | De kinderen van Jochdai39) nu waren Regem, en Jotham, en Gesan, en Pelet, en Efa, en Saaf. |
48) | Uit het bijwijf40) Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana. |
49) | En de huisvrouw van Saaf, den vader van Madmanna,41) baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa.42) |
50) | Dit waren de kinderen van Kaleb,43) den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van44) Kirjath-Jearim; |
51) | Salma, de vader der Bethlehemieten;45) Haref,46) de vader van Beth-Gader. |
52) | De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-Jearim, waren Haroe en Hazihammenuchoth.47) |
53) | En de geslachten van Kirjath-Jearim waren de Jithrieten,48) en de Futhieten, en de Sumathieten, en de Misraieten; van dezen zijn uitgegaan de Zoraieten en de Esthaolieten. |
54) | De kinderen van Salma49) waren de Bethlehemieten, en de Netofathieten, Atroth,50) Beth-Joab, en de helft der Manathieten, en de Zorieten. |
55) | En de huisgezinnen der schrijvers,51) die te Jabes woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten; dezen zijn de Kenieten,52) die gekomen zijn van Hammath,53) den vader van het huis van Rechab.54) |